Het iconografisch materiaal bestaat uit gravures, litho’s, schilderijen, foto’s en glasnegatieven waarop figuren uit het Réveil en hun familie staan afgebeeld. In de collectie bevinden zich voorts correspondentie en archivalia van en met betrekking tot voorouders en nazaten van Réveilfiguren en archieven van verenigingen en instellingen als de Nederlandsch Evangelisch-Protestantsche Vereeniging en de Heldringstichtingen.
Inhoud en samenstelling
De collectie bestrijkt circa 55 meter en bevat manuscripten, correspondentie, iconografisch materiaal, gedrukte werken en documentatie van en met betrekking tot personen uit de kringen van het Réveil en hun familie. Onder de handschriften bevinden zich tal van egodocumenten, waaronder dagboeken van Réveilfiguren als de bankdirecteur Willem de Clercq, de letterkundige H.J. Koenen, de dominee N.H. de Graaf en de rechter en volksvertegenwoordiger P.J. Elout van Soeterwoude. Het dagboek van De Clercq neemt wegens zijn omvang, gedetailleerdheid en leesbaarheid een bijzondere plaats in. Réveilaanhangers hadden een grote behoefte om hun gevoelens en gedachten aan die van hun vrienden te toetsen. Hun onderlinge correspondentie vormt een belangrijk onderdeel van de collectie. Alleen Willem de Clercq en Isaäc da Costa schreven elkaar al meer dan 3000 brieven. Goed vertegenwoordigd onder de handschriften zijn voorts lezingen, colleges en preken.
De collectie bestaat uit drie afdelingen:
Afdeling I bestaat uit deelcollecties die verworven zijn vóór 1955, het jaar waarin een tweede beknopte catalogus van de Réveilcollectie verscheen (zie beneden). Elke deelcollectie is geplaatst onder een letter: A t/m Z, Aa, Bb, Ff en Kk. Incidenteel zijn aanvullingen van na 1955 bijgevoegd, zoals een aanvulling uit 1998 op deelcollectie RA H (Isaäc da Costa).
Afdeling II bestaat uit aanwinsten van na 1955 die naar persoon of organisatie geordend zijn; ze vormen de rubrieken RA 02 t/m 23. De organisatie van het materiaal is niet altijd even doorzichtig. Zo is materiaal betreffende Allard Pierson te vinden in zowel RA 04 als RA 18.
Afdeling III bestaat uit losse, ongeordende aanwinsten, ze vormen rubriek RA 01.
In afdeling I zijn de volgende deelcollecties opgenomen:
RA A – Collectie Hendrik Jacob Koenen (1809-1874)
RA B – Collectie Justinus Jacob Leonard van der Brugghen (1804-1863)
RA C – Collectie Gerrit Hendrik de Marez Oyens (1811-1883)
RA D – Diversen
RA E – Collectie Pieter Jacob Elout van Soeterwoude (1805-1893)
RA F – Collectie Willem de Clercq (1795-1844)
RA Ff – Collectie Gerrit de Clercq (1821-1857)
RA G – Collectie Cornelis Carel Callenbach (1827-1878)
RA H – Collectie Isaäc da Costa (1798-1860)
RA J – Collectie Nicolaas Hendrik de Graaf (1823-1886)
RA K – Collectie Johan Anne Singendonck (1809-1893)
RA Kk – Collectie Van der Brugghen-Singendonck
RA L – Collectie Carel Marie van der Kemp (1799-1861)
RA M – Collectie Jan Willem Gefken (1807-1887)
RA N – Collectie Hermanus Willem Witteveen (1815-1884)
RA O – Collectie Carl August Ferdinand Schwartz (1817-1870)
RA P – Collectie Magiel Wiegand (1831-1912)
RA Q – Collectie Johan Willem van Loon (1816-1876)
RA R – Collectie Dirk van Hogendorp (1797-1845)
RA S – Collectie Mathile Jacques Chevallier (1802-1885)
RA T – Collectie Anthonij Michiel Cornelis van Asch van Wijck (1808-1874)
RA X – Collectie Matthijs Westendorp (1796-1863)
RA Y – Collectie Æneas Mackay van Ophemert (1807-1876)
RA Z – Collectie Huibertus Johannes Lemkes (1828-1897)
RA Aa – Collectie Gerrit Willink van Bennebroek (1814-1876)
RA Bb – Collectie Adriaan Rudolf Willem Bilderdijk (1820-1847)
Drie deelcollecties-met-letter zijn na 1955 verplaatst naar afdeling II: RA I is nu RA 17, RA U is nu RA 05 en RA V is nu RA 23. RA O was tot 1938 de collectie Barthold Jacob Lintelo de Geer van Jutphaas (1816-1870) en RA W was de collectie David Jacob van Lennep (1774-1853) en Jacob van Lennep (1802-1868); beide zijn overgedragen aan andere instellingen (zie boven).
In afdeling II zijn de volgende deelcollecties opgenomen:
RA 02 – Familie Mulder
RA 03 – Willem de Clercq (1795-1844)
RA 04 – Allard Pierson (1831-1896) en Samuel Adrianus Naber (1828-1913)
RA 05 – Ottho Gerhard Heldring (1804-1876)
RA 06 – Hendrik Pierson (1834-1923)
RA 07 – Heldringstichtingen
RA 08 – Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen
RA 09 – Frederik Lodewijk Abresch (1772-1856) en Willemina Jacoba Abresch-Roldanus (1781-1823)
RA 10 – Eduard Böhl (1836-1903)
RA 11 – Henri Jean Arnaud Boissevain (1813-1891) en Petronella Boissevain-Drost (1816-1906)
RA 12 – Hendrik Daniël Gildemeester (1797-1852) en Jeanne Marie Boissevain (1798-1885)
RA 13 – Adriaan Gildemeester (1828-1901)
RA 14 – Jan Lodewijk de Graaf (1863-1882)
RA 15 – Andrew de Graaf (1867-1945)
RA 16 – Nicolaas Hendrik de Graaf (1823-1886)
RA 17 – Jan Lodewijk Gregory Pierson (1806-1873) en Ida Pierson-Oyens (1808-1860)
RA 18 – Allard Pierson (1831-1896) en Pauline Hermine Elisabeth Pierson-Gildemeester (1831-1900)
RA 19 – Jan Lodewijk Pierson (1854-1944) en Henriette Wilhelmina Johanna Pierson-van Goudoever (1859-1943)
RA 20 – Hendrik Pierson (1834-1923) en Hermine Agnes Pierson-Kolff (1833-1870)
RA 21 – Nicolaas Gerard Pierson (1839-1909)
RA 22 – Lina Eudia de Ridder-Pierson (1859-1951) en Willem de Ridder (1854-1931)
RA 23 – Nederlandsche Evangelisch-Protestantsche Vereeniging
Zoals uit bovenstaande lijsten blijkt, komen Willem de Clercq en N.H. de Graaf in zowel afdeling I als afdeling II voor.
Tot het bruikleen van de Stichting Het Réveil-Archief behoren voorts een circa 2100 titels tellende handboekerij en het archief van de stichting zelf. Het bevat vergaderstukken, correspondentie, jaarverslagen, ledenadministratie, stukken betreffende de financiële verantwoording en stukken betreffende de verwerving van collecties en de organisatie van tentoonstellingen en studiedagen.