Biografische schetsen
Willem de Clercq
15 jan. 1795 -18 febr. 1844
Willem de Clercq werd geboren in een gegoede familie van Amsterdamse, doopsgezinde kooplieden. Op zijn vijftiende jaar begon hij zijn maatschappelijke loopbaan in het familiebedrijf als makelaar in granen. In 1824 werd De Clercq secretaris van de kort tevoren opgerichte Nederlandse Handel-Maatschappij in 's-Gravenhage. Later zou hij als directeur van deze maatschappij, die in 1831 haar zetel verplaatste naar Amsterdam, lange tijd een sleutelpositie bekleden in de netwerken van de Nederlandse economie.
Hij deed zijn werk bekwaam en met grote toewijding. Uit de boeiende verslagen van wat hij op zijn zakenreizen in verre buitenlanden tegenkwam, blijkt echter al dat hij een zeer brede belangstelling had, die zich niet beperkte tot de wereld van de handel. Hij las veel en al jong werd hij beroemd om zijn talent tot improvisatie van gedichten. Wanneer men hem een onderwerp opgaf, improviseerde hij ter plekke een voortreffelijk vers van honderden dichtregels en de toehoorders hingen aan zijn lippen. Eveneens op jonge leeftijd schreef hij een bekroonde verhandeling over de invloed van de buitenlandse literatuur op de vaderlandse. Het was de eerste vergelijkende literatuurgeschiedenis in Nederland. Daartoe raadpleegde hij een verbluffend aantal literaire en wetenschappelijke werken uit binnen- en buitenland.
In zijn dagboeken zal De Clercq zijn verdere leven nauwgezet verslag doen van alles wat hij las - en dat was zo'n beetje alles wat van belang was. Bovendien geeft De Clercq, goed ingevoerd als hij was, in zijn dagboeken unieke informatie uit de eerste hand over personen, situaties en trends in het Nederland van zijn dagen.
Begin jaren 1820 kwam De Clercq in contact met zijn generatiegenoot Isaäc da Costa en anderen uit de kring rond Willem Bilderdijk. Hun zienswijze maakte grote indruk op hem en hij groeide uit tot een van de voormannen van het Réveil. Deze religieuze beweging kantte zich scherp tegen het Verlichtingsdenken, dat volgens de Réveilmannen en -vrouwen de neiging vertoonde God uit de samenleving en uit het hart van de mens te verbannen. Zijn verdere leven zou De Clercq blijven worstelen met de vraag hoe men de persoonlijke ervaring van het goddelijke kan verenigen met het leven in de moderne samenleving. Al in 1818 was hij , na lezing van Goethe's Dichtung und Wahrheit, tot de conclusie gekomen dat een dagboek niet alleen een objectieve weergave van gebeurtenissen zou moeten zijn, maar ook een subjectief verslag van de eigen gevoelens, vreugden en zorgen.
Zo kon het dagboek van Willem de Clercq een van de belangrijkste getuigenissen van zijn tijd worden. We maken kennis met een intelligent waarnemer van de gebeurtenissen in de Nederlandse samenleving, maar ook met een openhartige observator van de eigen gemoedsbewegingen. En niet in de laatste plaats met een getuige van het geloof, dat voor De Clercq steeds de belangrijkste inspiratiebron bleef.